‘Duurzame voeding betaalbaar maken’ omvat in mijn ogen drie aspecten:

  • Wat is duurzame voeding?
  • Wat is betaalbaar maken?
  • Hoe combineer je die twee tot duurzame voeding betaalbaar maken?

Dit is een werktekst voor de komende Algemene Vergadering van de ‘democratische supermarkt’ i.o. Coop Centraal. Hier & daar gebruik ik formuleringen van Jakob C.

Op 18 december 2019 publiceerden  Mariyam Safi en Thomas Rotthier op oikos.be een tekst, waaruit dit fragment:

‘Duurzaamheid is een centraal begrip geworden sinds het Brundlandt-rapport van de VN uit 1987. Met duurzame ontwikkeling bedoelt men dat we in de huidige menselijke behoeften voorzien zonder de behoeften van toekomstige generaties ernstig in gevaar te brengen. (…)

In principe zou het niet moeilijk mogen zijn om een duurzame levensstijl aan te nemen. Het is de taak van overheid om van duurzame keuzes de gemakkelijkste keuzes te maken voor de burger. In een moderne samenleving moet het voor de burger mogelijk zijn om een duurzaam leven te leiden zonder zich zorgen te maken over geld.

In een ideaal scenario is de consumptie van een product sociaal rechtvaardig als het onder menswaardige arbeidsomstandigheden is geproduceerd en tevens betaalbaar is voor de consument.

Op dit moment strijden ecologische en sociale rechtvaardigheid nog te vaak met elkaar. De ecologische alternatieven zijn vaak duurder. De consument wordt voor een dilemma geplaatst. In de supermarkt vindt hij veel goedkope producten die op een onrechtvaardige en weinig duurzame manier gemaakt zijn. Goedkope producten, zoals kleding, zijn vaak gemaakt door vrouwen en kinderen die in barre omstandigheden moeten werken, vergelijkbaar met de omstandigheden in de tijd van Daens, in de textielindustrie van het negentiende-eeuwse België. Deze vrouwen en kinderen werken zich kapot zodat wij grenzeloos en goedkoop kunnen consumeren.  Ook dit soort productie is niet duurzaam, omdat er sociale rechtvaardigheid ontbreekt (nog los van de milieu-impact van deze industrie).

Toch is het mogelijk om een levensstijl aan te nemen die zowel ecologisch als sociaal rechtvaardig is. We kunnen wel degelijk consumeren zonder te veel te vervuilen, zonder dat dit meer hoeft te kosten. Ecologische rechtvaardigheid en sociale rechtvaardigheid zijn twee wielen van eenzelfde fiets.’

Het zal wel, maar hoe doe je dat, als burger en consument, een levensstijl aannemen die zowel ecologisch als sociaal rechtvaardig is? Wat kan Coop Centraal daar aan bijdragen?

Als er één woord is dat de afgelopen decennia zodanig is misbruikt dat het haast niks meer betekent, is het wel ‘duurzaam’. (Zo zou supermarktketen Lidl haar Kipster-ei ooit in de markt hebben gezet als ‘het duurzaamste ei ter wereld’.) Natuurlijk ligt aan de basis van het begrip de oprechte bezorgdheid van kleine groepen mensen die zich bewust wilden inzetten voor kwaliteitsvolle producten, geproduceerd in rechtvaardige omstandigheden, met zo gering mogelijke milieuschade en een zo ruim mogelijk bereik. Deze bekommernissen zijn van alle tijden, maar zij bleven (in het Westen, nu het ‘mondiale Noorden’) marginaal tijdens de decennia van economische groei en razendsnelle technologische ontwikkelingen vanaf de jaren 1950.

Het idee van duurzaamheid kwam pas echt van de grond in de jaren 1980 en ’90, de hoogtijdagen van het neoliberalisme. Verduurzamen betekende vanaf dan vooral het zo lang mogelijk laten draaien van het mondiale kapitalistische productie- en beheerssysteem. Duurzaam is datgene wat de consument, die bestookt wordt met onheilsberichten over klimaatverandering, dierenleed, wanhopige boeren en uitbuiting in verre landen, met een gerust geweten kan blijven kopen. Er is vanuit de idealistische hoek nog even geprobeerd om ‘duurzaam’ te vervangen door ‘robuust’, maar uiteindelijk delen die twee kwalificaties hetzelfde lot.

Wij van Coop Centraal moeten proberen aan de idealistische benadering van duurzaamheid handen & voeten te geven. Dat betekent dat het pad naar het aanbieden van duurzame producten (bij Coop Centraal op dit ogenblik op de eerste plaats voeding) twee richtingen uitgaat: één in de richting van de consument, die kwaliteitsvolle en milieuvriendelijke producten aangeboden krijgt aan een betaalbare prijs en de andere in de richting van de producenten van die producten, die voor hun werk en inzet een eerlijke vergoeding ontvangen en gespaard blijven van de negatieve impact van roofbouwkapitalisme. Idealiter liggen die twee richtingen in één lijn: duurzame producten vereisen en stimuleren duurzame productie, en duurzame productie levert duurzame producten. Dit maar om te zeggen dat wij, als individuele consument, bij de selectie van kwaliteitsvolle en betaalbare producten ook oog moeten hebben voor de productie- en distributieomstandigheden, en dat wij wel degelijk door ons koopgedrag een -weliswaar zeer indirecte en zeer minimale- impact kunnen hebben op de werk- en leefomstandigheden van de producenten.

Uitgaan van de persoonlijke verantwoordelijkheid van de burger (of in dit geval, de consument) wordt vaak negatief bekeken als een uiting van neoliberalisme. Dat is het inderdaad vaak ook. Anderzijds, de materialistische of structuralistische benadering, waarbij individuen op de eerste plaats gezien worden als een product van de maatschappelijke omstandigheden, draagt het risico in zich concrete verandering vooruit te schuiven in de richting van een utopische horizon. Natuurlijk is het bestaande kapitalistische (wereld)systeem niet houdbaar, maar alle verantwoordelijkheid louter leggen bij (de verandering van) politieke, economische of staatsstructuren heeft geen zin als die verandering niet gedragen wordt of consistent afgewezen door de burgers.

Wat nodig is, is een concreet politiek handelen dat niet uitgaat van wat moet verdwijnen, maar van wat moet verschijnen. Dat houdt ook in dat politiek activisme in zijn doelstellingen best enigszins vooruit mag lopen op de actuele maatschappelijke verwachtingen. Utopische eisen stellen kan negatief uitpakken, als het lijkt of die doelstellingen onbereikbaar zijn. Maar het zijn kleine overwinningen en successen die het pad aanleggen voor grotere veranderingen. Dat impliceert onder meer, en waar mogelijk, alternatieven gebruiken voor de gecentraliseerde technologie, die op de eerste plaats gericht is op controle van de gebruikers en winstmaximalisatie voor de aandeelhouders. Bijgevolg: eerder diaspora* dan facebook, eerder mastodon dan twitter, eerder signal of telegram dan whatsapp, eerder linux dan microsoft, enzovoort. Maatschappelijke verandering vindt niet plaats met een knal, maar is het cumulatieve resultaat van lang en geduldig werk. Een deel van dat werk bestaat uit het creëren van experimenten die het gewenste langetermijndoel voorafbeelden.

Herinner u Remco Campert, 1979:

Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden

zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in z’n kop krijgt

(…)

Laten wij duurzame voeding betaalbaar maken in deze context zien.

Duurzame voeding

Ik ga niet in op het concept voeding; ik ga ervan uit dat de doelstellingen van duurzaamheid en betaalbaarheid ook gelden voor alle producten die niet onder voeding vallen (op dit ogenblik vooral de categorieën ‘huishouden’ en ‘lichaam & gezicht’).  Ik neem aan dat ook voor die producten in de mate van het mogelijke de criteria van duurzaamheid en betaalbaarheid gelden.

Over definities van duurzaamheid zijn al pagina’s vol geschreven. Ik denk dat je een duurzaamheidsbeleid voor Coop Centraal kan baseren op vier pijlers: mensenrechten, biodiversiteit, klimaat en toegankelijkheid. Voor elke pijler kan je een of meer doelen kiezen waaraan je kan toetsen of je goed bezig bent.

Bijvoorbeeld:

  • Alle bedrijven waar Coop Centraal mee samenwerkt (hetzij leveranciers, hetzij producenten) betalen een eerlijk & voldoende loon en garanderen veilige en verantwoorde arbeidsomstandigheden. Dit is in principe allemaal na te gaan, hetzij door rechtstreekse contacten, hetzij door rapporten van gespecialiseerde organisaties. Bijvoorbeeld: betaalt de melkcoöperatie wel een eerlijke prijs aan de veehouders van wie zij rauwe melk afneemt? (Zie: eerlijke zuivel uit de supermarkt)
  • Van de aangeboden voedingswaren is duidelijk dat zij bij hun productie zo mogelijk een positief effect hebben op biodiversiteit, en in ieder geval een zo klein mogelijk negatief. In dat laatste geval streeft Coop Centraal ernaar om op middellange termijn (bv. 2035) dat negatieve effect te helpen ombuigen. Ook hier monitoring door rechtstreekse contacten of gespecialiseerde organisaties. Bijvoorbeeld: stimuleren en afnemen van lokale en seizoensgebonden productie van rassen en soorten (Zie: dubbeldoelkoe)
  • Van de aangeboden voedingswaren is duidelijk dat zij per saldo klimaatpositief zijn, of in ieder geval zo min mogelijk negatief. In dat laatste geval streeft Coop Centraal ernaar om op middellange termijn (bv. 2035) dat negatieve effect te helpen ombuigen. Bijvoorbeeld: geen producten uit de agro-industrie die gepaard gaan met een enorme stifstofuitstoot; in principe lokale productie in plaats van import uit verre streken.
  • Producten zijn duurzaam wanneer zij niet uitsluitend bereikbaar zijn voor een beperkte groep, maar toegankelijk zijn voor iedereen in de samenleving die er gebruik wil van maken. Dit is natuurlijk het cruciale punt van de betaalbaarheid. Bijvoorbeeld: de gedachtevorming stimuleren rond lokale systemen van sociale voedselzekerheid (Zie: sociale voedselzekerheid)
  • Algemeen: criteria voor (voedings)producten: welke types producten (vers, diepvries, blik, gedroogd, …), gezondheidscriteria, milieucriteria, voedingswaarde, sociale meerwaarde, ethische aspecten, …

    Vragen:
  • Inzake aanbod van verse voeding: enkel seizoensgebonden, of ook paprika, tomaten, komkommer, … uit (duurzame) kassen?
  • Enkel korte keten of ook biologisch uit verre landen?
  • Zoveel mogelijk verpakkingsvrij (dus in principe bulkaanbod met verpakking meegebracht door de koper, bv. Robuust Reyndersstraat, EKOS Schelle, plukboerderijen …)?

Betaalbaar maken

Betaalbaarheid is niet een kwaliteit die inherent is aan een bepaald product, maar een kenmerk van de relatie tussen een (potentiële) koper en de koopwaar. Die relatie wordt in belangrijke mate bepaald door de context waarin de klant zich bevindt en de context waarin het product wordt aangeboden. (Je kan wel zeggen dat een product ‘onbetaalbaar’ is of dat het ‘zichzelf uit de markt prijst’, maar dan nog is die onbetaalbaarheid gebonden aan de context van koopkracht en de markt.)

Betaalbaar maken is dus afhankelijk van de (potentiële) klanten die men op het oog heeft. Wie zijn dat?

Ervan uitgaande dat Coop Centraal in de buurt van Driekoningenstraat/Statiestraat blijft, zit je natuurlijk met een lokale bevolking die voor een groot deel niet echt welstellend is. Die mensen vinden overigens zowat alles wat zij nodig hebben aan voeding in lokale zaken, die misschien geen topkwaliteit aanbieden, maar wel prijzen hanteren waarmee Coop Centraal vermoedelijk niet kan concurreren. Het vereist een diepgaande culturele omslag dat mensen er voortaan van uitgaan dat minder kwantiteit en meer kwaliteit zeker opweegt tegen meer kwantiteit van mindere kwaliteit. (Duurzame en duurdere handdoeken gaan veel langer mee dan goedkope handdoeken van de Zeeman; duurder volkoren brood is voedzamer en blijft langer goed dan wit fabrieksbrood dat ’s avonds al niet meer te eten is).
Werken aan die cultuuromslag is een zaak van lange adem. Maar ook: wat als je budget alleen maar toelaat om elke twee maanden goedkope handdoeken te kopen bij Zeeman en niet om elke zes of tien maanden te investeren in duurdere & duurzame handdoeken?

(Wat ik trouwens ook ergens las: How about we stop shaming the poor for buying things that may not be essential, and start shaming the rich for making a profit off things that are essential?)

Daarnaast is er in Oud-Berchem al geruime tijd een zekere gentrificatie of yuppy-isering (of wat de huidige term ook mag zijn) aan de gang. Voor (een deel van) dat publiek speelt betaalbaarheid misschien een kleinere rol dan kwaliteit.

Op het eerste gezicht zijn er minimaal twee opties om zowel het ene als het andere publiek aan te trekken:

  • Naast de kwaliteitsvolle, duurzame (biologische) producten ook gelijkaardige producten aanbieden die misschien niet aan alle kwaliteits- en duurzaamheidscriteria beantwoorden, maar wel voor een grotere groep betaalbaar zijn, en die de mogelijkheid creëren die groep in de winkel kennis te laten maken met de andere meer kwaliteitsvolle of duurzame producten.
  • Aanhakend bij Jakobs idee: sommige producten ‘reëel’ belasten om met de meeropbrengst ervan andere goedkoper aan te bieden (Pigou-belasting? Zie ook ‘Jat alstublieft ons verdienmodel!’).
    Probleem is mogelijk dat door de ‘reële’ prijsstelling van vlees en vis die producten voor zoveel potentiële klanten ‘onbetaalbaar’ worden en zichzelf ‘uit de markt prijzen’, dat de verwachte meeropbrengst die zij zouden moeten genereren niet doorgaat, en zij dus het winstverlies op de goedkoop gemaakte producten niet dekken.

Duurzame voeding betaalbaar maken

De coöp heeft geen invloed op het inkomen of de koopkracht van de potentiële klanten. De coöp heeft enige invloed op de uiteindelijke kleinhandelsverkoopprijs (minimale verrekening van overhead, marketing, winkelinrichting, …). Soms zijn er wel degelijk ernstige verschillen met andere aanbieders (bv. Weleda Skin food body butter 150 ml, € 9,40; bij Bioplanet € 14,90), maar op de verkoopprijs van landbouwproducten of korte keten schijnt vrijwel geen marge te zitten.

Marginale ingrepen in het winkelaanbod zijn mogelijk, bv. zoveel mogelijk inzetten op bulkverkoop (zie bv. Robuust in de Reyndersstraat).

Speelt de vormgeving van de coöperatieve hier een rol? Er is sprake van de aankoop van vier aandelen à € 25 door elke coöperant. Is dat louter een ideële investering in de coop (financiering), of is die investering vereist om toegang te hebben tot de winkel (in theorie het huidige systeem) of biedt dat lidmaatschap ook materiële voordelen aan de klant? Volstaat het om je maandelijks drie uur in te zetten voor de coöp om geaccepteerd te worden als coöperant, desnoods met één 1-euro aandeel? Creëer je in dat geval niet een tweedeling tussen zij die een minimaal aandeel kopen en zich fysiek inzetten en zij die vier (of meer?) aandelen kopen en zich dan misschien vrijgesteld voelen van fysieke medewerking? Doet dit niet een beetje denken aan het afkopen van dienstplicht?

Intussen merk ik dat dit punt zeer gedetailleerd is uitgewerkt in de tweede bijlage bij de agenda voor de AV, ‘Werkbeleid’. In grote lijnen is de regel, begrijp ik: enkel leden mogen aankopen doen in de winkel en iedereen die actief is in het project werkt in principe drie uur per vier weken in de winkel.

Concreet

De idee van betaalbare duurzame voeding is te operationaliseren aan de hand van talloze criteria. Het uitgangspunt is daarbij niet op de eerste plaats een lijst te maken van de noodzakelijke voorwaarden waar producten aan moeten voldoen (daarover verder meer), maar wel criteria aan te leggen voor welke producten wij willen promoten. Een mogelijke variant is de volgende.

Vier criteria voor aangeboden producten; bij de inkoop van bepaalde producten wordt afgewogen of het beoogde product aan minstens één, maar liefst meer van deze criteria voldoet.

a/ Eerlijke arbeidsomstandigheden en vergoeding van de producent (vertrouwen op keurmerken, toetsen bij gespecialiseerde organisaties); eerder producenten in zelfbeheer dan multinationals die op de eerste plaats draaien voor de dividenden aan de aandeelhouders.

b/ Korte keten (impliceert dit seizoensgebonden, of ook ander of exotisch fruit & groente uit duurzame kassen? Hoe duurzaamheid controleren?) Geen of zo min mogelijk belastende verpakking: aanbieden van bulk, recycleerbare verpakking.

c/ Kwaliteit en milieubelasting (biologisch/ecologisch geproduceerd. Vlees uit dierfabrieken, eieren uit legbatterijen: allemaal niet goed/smakelijk/voedzaam genoeg + serieuze ethische problemen. Maar: sommige boeren produceren wel ecologisch, maar doen geen aanvraag keurmerk, vanwege te duur.) Geen producten van vervuilende agro-industrie.

d/ Beste prijs voor consument (= prijs/kwaliteitsverhouding)

Een aantal criteria zal vaak als vanzelf samenvallen, bv. korte keten kan vaak verpakkingsvrij; biologisch voedsel is in principe het minst vervuilend (hoewel: blije koeien in de wei schieten meer methaan in de lucht dan koeien in een stal met afzuig- en verwerkinstallatie voor methaan; zijn zelfstandige producenten wel altijd beter af dan arbeiders bij een stabiel bedrijf?).

Enkele voorbeelden:

Ananas in blik: uiteraard niet Del Monte (VS-multinational, uitbuiting op de plantages, lange reisweg, misschien wel gunstige prijs – dat weet ik niet, ik eet geen ananas uit blik), maar wel Oxfam Fair Trade, (‘leefbaar inkomen voor fairtradeproducenten, zorgplicht voor mensenrechten en milieu’) – hoewel: komt die ananas van dichterbij, is die verpakking milieuvriendelijker, maakt de prijs het product toegankelijker?) Fair Trade lijkt sterker op de criteria a, b en c.

Cosmetica: Weleda Skin food body butter 150 ml, € 9,40, geproduceerd in Duitsland, maar wel verpakt in 85% gerecycleerd glas. Een alternatief is traditionele uierzalf, bv. Uiercrème van Govan 300 ml, € 4,99, geproduceerd in Ardooie, maar wel verpakt in plastic pot. In die zin is het zinvol de uiercrème van Govan aan te bieden, die ‘beter scoort’ op de criteria a en d, en gedeeltelijk b, terwijl Weleda misschien een meer verantwoorde verpakking heeft.

Waar het op neer komt is voortdurend het evenwicht te vinden tussen fundamentalisme en pragmatisme, tussen vasthouden aan een zuiver ideaal en vuile handen maken om dat doel te bereiken. Jakob schrijft in een e-pos: ‘Wat we in Madrid zagen is dat ze daar van ieder type producten drie soorten aanbieden: een versie die ze ethisch ondersteunen, een groot/bekend merk en een goedkopere variant. Zij zijn vooralsnog de enige Europese supermarkt waar we geweest zijn die bijvoorbeeld Coca-Cola aanbieden (als A-merk). Een quote van hen: “We krijgen daar iedere Algemene Vergadering enorm veel kritiek op, maar als je kijkt naar onze verkoopcijfers dan zie je dat hun producten altijd in de 100 meest verkochte producten zitten.” Ook La Louve en de andere Franse supermarkten bieden niet-ethische producten aan (denk bijvoorbeeld De Cecco-spaghetti). Merken als Coca-Cola gaan voor hen wel een brug te ver, daar vraagt ook niemand echt naar bij bijvoorbeeld La Louve. Het gevolg is dat deze winkels minder een bobo-gehalte hebben en dat reflecteert zich ook wel een beetje wie er in wie de winkel bezoekt.’

Ik denk dat het een keuze is die de AV moet maken:

  • Werken met bijvoorbeeld de vier criteria zoals hierboven geformuleerd en dus promoten van de duurzaamste variant, eventueel met een ‘tweede keus’

of

  • Kiezen voor neutraal aanbod van een of ander ethisch merk + A-merk + goedkope variant.
Shopping cart0
There are no products in the cart!
Continue shopping
0